Marinus Boezem, Beademen van de beeldbuis, 1971 | collectie Nederlands Instituut voor Mediakunst
Marinus Boezem, Beademen van de beeldbuis, 1971 | collectie Nederlands Instituut voor Mediakunst
Marinus Boezem, Beademen van de beeldbuis, 1971 | collectie Nederlands Instituut voor Mediakunst
Marinus Boezem, Beademen van de beeldbuis, 1971
materiaal / techniek: video Umatic, film 16mm
afmetingen: respectievelijk 2 min. 37 sec. (2’37”) en 3 min. 0 sec. (3’00”)
inventarisnr.: 838
verwervingsdatum: onbekend
Het gezicht van Boezem verschijnt op het televisiescherm. Hij staart naar de kijker en beademt de beeldbuis. Na enige tijd beslaat het beeld en vervaagt het beeld van de kunstenaar voor een aantal seconden. Terwijl de condens wegtrekt blijft Boezem emotieloos in de lens kijken, totdat zijn gezicht weer goed is te zien. De kunstenaar maakt zichzelf als object onzichtbaar door middel van zijn eigen adem. Hij probeert een ruimte te creëren die niet wordt bepaald door een concreet beeld. De tijd tussen het verdwijnen en verschijnen alsmede het voortdurende geluid van zijn ademhaling spelen een belangrijke begeleidende rol.
In navolging van Gerry Schum produceerde de Nederlandse televisie onder leiding van Frans Haks, Beeldend kunstenaars maken televisie. In drie uitzendingen in 1971 kregen kunstenaars die al eerder met Schum werkten: Marinus Boezem, Stanley Brouwn, Jan Dibbets, Ger van Elk en Peter Struycken opnieuw de gelegenheid hun kunst op de televisie te tonen. Vooral Boezems bijdrage, Beademen van de beeldbuis, is na de uitzending een vast onderdeel geworden van de Nederlandse videogeschiedenis.
Nederlands Instituut voor Mediakunst heeft het werk in de collectie opgenomen als video (2’37”) op verschillende dragers (en ook in gedigitaliseerde vorm). Nederlands Instituut voor Mediakunst beschikt eveneens over materiaal op 16mm-film (3’00”). Deze 16mm film is in bruikeen gegeven aan het filmmuseum. Deze instelling heeft besloten dit materiaal te conserveren en ook digitaal te bewaren. De vraag doet zich voor of het filmmateriaal zelf autonoom ‘kunstwerk’ is en het werk als projectie kan worden getoond, of dat deze film uitsluitend moet worden gezien als bronmateriaal voor de (televisie)uitzending.
Kernproblematiek
Hoe verhouden video en film zich ten opzichte van elkaar? Hebben beide versies de status ‘kunstwerk’? Wat zijn hiervan de consequenties voor de presentatiemogelijkheden?